Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

 

Artikel 7.51a Financiële ondersteuning studenten (studiefonds)
1
Het instellingsbestuur van een hogeschool treft een financiële voorziening ten aanzien van een student die op grond van artikel 5.8, tweede lid, onderdeel a van de Wet studiefinanciering 2000 geen aanspraak kan maken op studiefinanciering op de voet van hoofdstuk 3 van die wet, indien aan de student op grond van de beslissing, bedoeld in artikel 7.31a, derde lid, een vrijstelling van een geringere omvang dan genoemd in het eerste lid van dat artikel is verleend. Deze voorziening is zodanig dat de betrokkene niet in een slechtere financiële situatie wordt gebracht dan wanneer hij studiefinanciering zou hebben genoten zonder toepassing van artikel 5.8, tweede lid, onderdeel a van de Wet studiefinanciering 2000, met dien verstande dat de voorziening wordt beëindigd na het verstrijken van het opwaarts op een geheel getal afgeronde aantal maanden dat overeenstemt met de studielast van de onderwijseenheden waarvoor bij de toepassing van artikel 7.31a, derde lid, aan de student geen vrijstelling is verleend, of zoveel eerder als betrokkene met goed gevolg het afsluitend examen van de desbetreffende opleiding heeft afgelegd.
2
Het instellingsbestuur van een universiteit treft een financiële voorziening ten aanzien van een student die op grond van artikel 5.6 van de Wet studiefinanciering 2000 geen aanspraak kan maken op prestatiebeurs, indien de student is ingeschreven voor een opleiding waarop het instellingsbestuur artikel 7.4a, achtste lid, heeft toegepast. Deze voorziening is zodanig dat de betrokkene niet in een slechtere financiële situatie wordt gebracht dan wanneer hij studiefinanciering zou hebben genoten zonder toepassing van artikel 5.6 van de Wet studiefinanciering 2000, met dien verstande dat de voorziening wordt beëindigd na het verstrijken van het aantal opwaarts op een geheel getal afgeronde aantal maanden dat overeenstemt met de studielast van de masteropleiding, die uitgaat boven het aantal van 60 studiepunten, of zoveel eerder als betrokkene met goed gevolg het afsluitend examen van die opleiding heeft afgelegd.
3
Het instellingsbestuur stelt regels van procedurele aard vast voor de toepassing van dit artikel.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •